“Maar wij kunnen toch met z’n tweeën naar Parijs gaan?”
Ik schud mijn hoofd: “Nee, dat zou te gemeen zijn!”
Rob: “Hoezo? Job weet het toch niet?”
Daar heeft hij een punt. Job weet het niet. Maar toch. We zouden met Job en een begeleidster naar Disneyland Parijs gaan begin november. Vanwege de hernieuwde opmars van corona annuleerden we die trip. Job mag zijn Disneyvrienden geen handje geven en dan is de lol er voor hem af.
Terwijl Job nog in mineur is en stug filmpjes van het pretpark op zijn iPad blijft kijken, bedenken Rob en ik wat we in plaats daarvan kunnen doen. De oppas had rekening gehouden met een weekend Job, dus zij kan ook thuis voor hem zorgen.
Rob weer: “Wat maakt het dan uit of we naar Groningen of Parijs gaan?”
Hij heeft gelijk. Maar het voelt als verraad.
Ik draai er nog een beetje omheen, laat knusse B&B’s zien tussen de koeien op het Friese platteland. Rob: “Óf we gaan naar Parijs…”
Een halfuur later hebben we alles geboekt. Trein, hotel, Louvre. Géén Disneyland, want daar gaan we alleen heen als Job ook mee kan. Dit sust mijn geweten nog enigszins.
Als we ’s avonds aan tafel het woord Parijs laten vallen, veert Job op. Leuk! Disneyland! Er zit niets anders op dan vanaf nu een codewoord te gebruiken: Londen.
Zo liegen we ons kind voor dat papa en mama een weekend naar Londen gaan. Hij blijft gezellig in Nijmegen met de begeleidster. “Leuk toch?”
Enigszins beschaamd sluipen we vrijdagochtend de deur uit. Job slaapt nog, de oppas neemt het over. Het heeft ook wel iets, dit stiekeme gedoe. Alsof we twee kinderen zijn die zonder dat hun ouders het mogen weten op stap gaan.
Vanaf het moment dat we in de Thalys zitten, is alles geweldig. En de Eiffeltoren staat er prachtig bij in hartje Londen.